Omgeving

Uit monozygotische tweelingstudies (identieke tweelingen) is gebleken dat in 25-31% van de gevallen beide personen narcolepsie hebben, het al dan niet optreden van de ziekte moet dan ook naast een genetische component een omgevingscomponent hebben (Mignot, 1998). Mignot en Nishino stellen dan ook dat narcolepsie een multigenetische ziekte is waarvan het ontstaan door de omgeving beïnvloed wordt (Mignot, 2001; Nishino, Okura, & Mignot, 2000). Hoe deze omgevingsfactoren exact invloed uitoefenen is nog niet bekend maar gedacht wordt dat hoofdletsel (Lankford ., 1994), plotselinge wijzigingen in slaap/waakritme en diverse infecties (Orellana ., 1994) het ontwikkelen van narcolepsie kunnen bevorderen. Hersentumoren vooral bij het derde ventrikel, hypothalamus (ventrale brein) kunnen ook de symptomen van narcolepsie veroorzaken (Autret ., 2001). Het bijzondere is dat alleen een hersentumor al de symptomen kan veroorzaken zonder enige genetische oorzaak oftewel deze personen hebben een negatieve HLA-typering (Nakano & Ogashiwa, 1995). Na verwijdering van de tumor in het desbetreffende onderzoek, verdwenen ook de narcolepsiesymptomen. Voor het ontstaan van de tumor waren geen symptomen bekend (Nakano & Ogashiwa, 1995). Daarnaast zijn wellicht andere, niet HLA gerelateerde genetische factoren medebepalend voor het ontstaan van de ziekte (Dauvilliers ., 2005; Nishino, Okura, & Mignot, 2000). Hierbij kan men denken aan polymorfismen van TNFA (tumor necrosis alpha), monoamine oxydase A (MAOA) of catechol-O-methyltransferase (COMT) die voor de symptomen van narcolepsie-cataplexie zorgen (Hohjoh ., 2000; Dauvilliers ., 2001). De laatste twee factoren moeten echter nog nader worden onderzocht. Ook is een associatie gevonden van het TNFR2 gen en menselijke narcolepsie (Hohjoh ., 2000).

Vincent de Groot 2007-05-20