Populatie/Prevalentie

Uit bevolkingsonderzoek is gebleken dat narcolepsie-cataplexie bij 0,02-0,06% voorkomt in de Verenigde Staten van Amerika en de West-Europese populatie (Mignot, 1998). Gevallen van narcolepsie in de familie zijn zeldzaam en komen in minder dan 10% voor. Komt narcolepsie in de familie voor dan betreft dit over het algemeen minder dan twee gevallen. De kans om narcolepsie-cataplexie te krijgen in eerstegraads familiebanden is 0,9-2,3% (Kales, Cadieux, ., 1982; Billiard ., 1994; Guilleminault ., 1989; Nevsimalova ., 1997). Dit is 10 tot 40x hoger dan de prevalentie in de algehele bevolking, waar deze 0,025% is (Mignot, 1998). Maar in 10-30% van de families hebben eerste- of tweedegraads familieleden een verzwakte vorm bestaande uit herhaaldelijk op zichzelf staande dutjes gedurende de dag en/of gefragmenteerde slaap. Narcolepsie in diverse generaties van een familie zijn zeldzaam (Dauvilliers ., 2005). Verwanten van narcolepsiepatiënten met dezelfde HLA typering (DQB1*0602) ontwikkelen haast nooit narcolepsie (Mignot, 1998). Deze typering alleen heeft dus een lage voorspellende waarde (L. Lin ., 2001). Omgevingsfactoren zoals ziekte en verschillen in ontwikkeling zijn waarschijnlijk de oorzaak dat niet beide personen van een identieke tweeling narcolepsie ontwikkelen (L. Lin ., 2001).



Vincent de Groot 2007-05-20